Digitaliseren doe je niet in je eentje, zorgprocessen in de regio zijn immers met elkaar verweven.
De regionale samenwerkingsorganisatie (RSO)Trijn is opgericht om met elkaar de digitaliseringsslag te maken, zodat je de juiste digitale informatie op de juiste plek vindt.
Dat klinkt goed, maar wat doet Trijn?
Bart van Pinxteren, huisarts en Chief Medical Information Officer (CMIO) over digitalisering van zorg in de regio.
Regionale slagkracht
Trijn leidde tot ruim een jaar geleden vooral een sluimerend bestaan. Inmiddels is het omgevormd tot een coöperatie met leden. HUS is lid, maar ook andere eerstelijns regio organisaties en partijen uit de tweede lijn, zoals ziekenhuizen en de GGZ.
De kracht van het nieuwe Trijn is dat alle relevante zorgaanbieders uit de regio Midden-Nederland zijn aangesloten, met het mandaat om afspraken te maken. Je kent elkaar en gunt elkaar wat. Het kost veel tijd om alle regionale partijen om tafel te krijgen, maar op dit niveau zit wel de meeste slagkracht. Landelijk opschalen lijkt misschien nog slimmer, maar dan zit je met allerlei mensen aan tafel die je niet kent en die in de praktijk niet samenwerken.
Trijn heeft drie tafels:
- De digitaliseringstafel, met vanuit HUS onze stads coördinator digitalisering Carla Broekman, daar worden meer technische discussies gevoerd.
- De RTA tafel, met vanuit HUS onze medisch directeur Sterkz.org Marije Hilhorst. Actuele RTA’s vind je tegenwoordig op de website van Trijn.
- En tot slot is er de CMIO tafel, waar ik aanschuif vanuit HUS.
De directeur van Trijn is voortvarend aan de slag gegaan, met een jaarplan dat veel concretere doelen stelt dan voorheen. In dat jaarplan wordt een negental projecten beschreven. Er komen projectleiders voor die projecten en vanuit de drie tafels worden mensen afgevaardigd naar alle projecten. Ik hal er drie grote projecten uit.
Regionale labfunctie
Zo zit ik in het project ‘regionale labfunctie’. Alle laboratoria in de regio maken nu samen met de huisartsen en de apothekers een plan voor één online lab. Dan heb je het over het laboratorium van Saltro (van oudsher de hofleverancier van huisartsen), maar ook de laboratoria van de ziekenhuizen.
De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat bij aanvraag van een laboratorium uitslag, het voor de patiënt niet uitmaakt naar welk lab hij gaat. Nu heb je voor het ene ziekenhuis het ene formulier nodig en voor het andere ziekenhuis het andere formulier, enzovoort.
Het gaat ook allemaal online, je hoeft de patiënt geen papieren mee te geven, hij krijgt een QR code en kan zich melden bij het lab, zonder dat hij de online aanvraag nog moet uitprinten en meenemen zoals nu nog vaak het geval is.
Bovendien moet er een viewer komen waarin álle zorgverleners, álle lab uitslagen kunnen zien. Nu is het zo dat als een van mijn patiënten vorige week bij de cardioloog in het Antonius bloed heeft laten prikken, en ik ook bloedonderzoek wil, ik geen idee heb wat er door de cardioloog is aangevraagd. Dan vraag je het zelf nog maar een keer aan. Met die ene centrale viewer kan ik, met de patiënt tegenover me, al het bloedonderzoek dat bij die persoon gedaan is, terugzien. Dat is veel doelmatiger.
Ook willen we dat wanneer ik bloedonderzoek aanvraag, ik op het scherm kan zien wat er al bekend is. Nu zie ik op de ene pagina in het HIS alle uitslagen, terwijl ik op een andere pagina al mijn aanvragen doe. Tijdens de aanvraag zie ik dus niet wat er al bekend is, zodat ik soms zelfs mijn eigen onderzoek van een tijd geleden dubbel aanvraag.
Vergaderen
Het vraagt veel afstemming om dit voor elkaar te krijgen. We moeten uitpluizen wat voor ons huisartsen handig is en waar patiënten behoefte aan hebben. Er zijn veel kleine deelvraagstukjes, zoals die QR code, waar iemand een keer een klap op moet geven.
We hebben nu functionele eisen geformuleerd, daarna gaan we kijken welke leverancier wat kan bieden, tegen welke kosten, wie er betaalt, en wat een oplossing betekent voor de werkprocessen van de huisarts. Als we een heel ander systeem gaan gebruiken dan bijvoorbeeld Zorgdomein, heb je een heel implementatietraject te gaan en moet je leren hoe ermee om te gaan. Daarom werken we liever vanuit bestaande applicaties. Dat geldt natuurlijk voor iedereen die aan tafel zit en daarom is het zo belangrijk dat iedereen die ermee gaat werken, aan tafel zit.
Huisartsen zien nog niet veel van dit project, maar momenteel gebeurt er veel achter de schermen. Wat de huisarts wel ziet is dat het Diakonessenhuis en Saltro – Unilabs zelf al waren begonnen met de uitrol van een applicatie die dit mogelijk maakt, LabOnline. Ze gingen praktijken benaderen of die ermee wilden werken. Praktijken worden daardoor overvallen, dus toen we dat merkten (we werden door die laboratoria nogal laat betrokken) hebben we hen gevraagd te stoppen met het verwarren van individuele praktijken. Je maakt die beloftes gewoonweg niet waar in je eentje.
We hebben afgesproken dat we een pas op de plaats maken en het samen regionaal uitzoeken. Zo ontzorg je praktijken want ze hoeven niet zelf in gesprek met ziekenhuizen.
Digitaal consult
Wat ik zelf heel spannend en gaaf vind is het project digitaal consult. Dat ligt in het verlengde van het project kort consult dat destijds jammerlijk is gestrand. Waarschijnlijk vanwege het gebrek aan power bij de projectleiding. Ik vond dat heel jammer, want ik wilde de artsen in de stad zo graag laten zien dat het niet bleef bij mooie beloftes. Helaas konden we nog geen deuk in een pakje boter slaan.
Ik vermoed dat de tweede lijn aan de rem heeft getrokken. De gekozen applicatie was in de ziekenhuiswereld namelijk niet zo gangbaar. De vertegenwoordigers uit de tweede lijn die in het kort consult clubje zaten waren weliswaar enthousiast, maar zij hadden onvoldoende mandaat van de achterban.
Nu is het project belegd bij Trijn zelf. We zijn met iets groters bezig waar kort consult (een korte aanvullende vraag over een patiënt die al bekend is in de tweede lijn) onderdeel van uitmaakt. Want ook de reguliere teleconsultatie voor nieuwe patiënten valt erbinnen. Bovendien willen we teleconsultatie samenvoegen met verwijzen, zo krijg je allerlei tussenmogelijkheden waarbij je met een specialist heen en weer praat en de context schetst.
Wanneer ik dan een patiënt verwijs naar een poli kan ik er een vraag aan koppelen, “Ik kom er niet uit, ik begrijp niet wat er aan de hand is.” Of, “Ik weet niet hoe ik moet behandelen.“
Soms kan de specialist op afstand bijsturen, “Doe eerst dat en dat onderzoek nog even.“ En soms antwoordt de specialist, “Stuur maar naar het ziekenhuis.”
Nu word ik er soms stapel van dat een probleem binnen de kortste keren weer terug op mijn bord ligt. Die verwijspingpong willen we met digitaal consult voorkomen.
Je moet wel goede samenwerkingsafspraken maken, zorg als huisarts dat je een goede vraag hebt. Niet alleen, “Buikpijn, wat is er aan de hand.” Maar, “Ik heb dit en dat al uitgezocht, ik denk daar en daar aan, wat is een goede volgende stap?” En dat je als specialist een goed antwoord geeft, niet alleen van, “Stuur maar naar de poli.”
Ziekenhuizen zijn zelf al met teleconsultatie begonnen, maar het is fijn wanneer dit allemaal in één platform kan. Dat geeft rust en zo kun je dat ene platform optimaal inregelen, bijvoorbeeld dat je kunt kiezen van welke internist je een antwoord wilt.
In een volgende fase willen we ook horizontaal verwijzen en consulteren mogelijk maken, bijvoorbeeld naar een deskundige huisarts collega. Zo help je patiënten zo veel mogelijk dicht bij huis verder.
Verder willen we digitaal overleg ook voor andere eerstelijnszorgverleners mogelijk maken.
Als er nu een meneer bij me komt en zegt, “De fysio vindt dat ik een MRI van mijn knie moet maken,” denk ik ja, jemig, maar waarom dan? Soms weet ik niet hoe de fysio te bereiken en denk, laat maar ik verwijs wel. Of ik stuur de patiënt terug, “Ga maar een briefje halen.” Het is niet leuk wanneer de patiënt als een postbode heen en weer loopt. Hoe fijn is het dan wanneer je die fysio online kan bereiken voor een toelichting.
Mandaat en menskracht
Op dit moment hebben we een plan van eisen en consulteren we leveranciers. Zij hebben laatst hun pitch gegeven en nu gaan we kiezen. Ik verwacht dat we in de eerste helft van 2024 met een eerste versie van start kunnen.
Ik heb er onderhand echt vertrouwen in. Trijn is een volwassen organisatie met meer body, er werken veel meer mensen, er zijn goede projectleiders benoemd, er zit energie en we maken stappen. We zien mooie functionele ontwerpen, zoiets regel je niet even met een klein clubje enthousiastelingen.
En er is dus mandaat. Nu zeggen alle organisaties, “Wij zitten hier aan tafel, wat we besluiten gaan we ook doen. Je kunt naderhand niet meer op de rem gaan staan.”
Het succes van digitaal consulteren staat en valt uiteindelijk met het daadwerkelijk gebruik, maar wanneer je als zorgverlener merkt dat je altijd een goed antwoord krijgt en je gelijk vanuit je HIS vragen kunt stellen, dan denk ik dat je het gewoon omarmt.
Telemonitoring
Online gegevens uitwisselen met een patiënt die in het ziekenhuis wordt behandeld, neemt een enorme vlucht, bijvoorbeeld voor mensen met ernstig COPD. Zij kunnen nu eerder terug naar huis, met een appje op hun telefoon. Af en toe krijgen ze een vragenlijstje voorgeschoteld, soms meten ze hun temperatuur of zuurstof. De app houdt de waarden bij. Zodra ontsporing dreigt, regelt een service centrum de eerste opvang. Zij kunnen heel snel opschalen.
Bijvoorbeeld, “Hé, meneer zijn saturatie daalt, hij is minder mobiel, dit gaat niet goed. Als we niets doen wordt hij over een week met spoed opgenomen, maar als we nu iets doen kunnen we het voorkomen.” Dat werkt, het is ook in studies aangetoond. Longartsen willen nu ook huisartsen betrekken. Cardiologen willen hetzelfde rondom hartfalen want dat kent ook stabiele en ergere fasen.
We worden er als huisartsen dus bij getrokken, maar de vraag is of wij dit wel nodig hebben. We staan zeer dicht bij onze patiënten en gaan bijvoorbeeld al makkelijk even thuis langs. In het ziekenhuis gaat het om honderden patiënten, dus de baten zijn evident, maar als huisarts tuig je misschien een heel systeem op voor een drietal patiënten in je praktijk. Wat gaat dit toevoegen? We zijn dus wat huiverig om erin te stappen.
Rijdende Trijn
Binnen Trijn hebben we nu afgesproken dat we eerst gaan bepalen hoe we er als huisartsen in staan. Waarschijnlijk zit er ook een substitutiepush van de tweede lijn naar de eerstelijn bij. Ook leveranciers proberen praktijken warm te maken. Het instrument is supercool, maar waar zit de meerwaarde? Begin als praktijk dus niet overhaast, tenzij je het superleuk vindt. Geef het dan een kop en een staart en laat ons weten hoe het gaat, zodat we ervan kunnen leren.
Ik vind die dingen ook cool. Zelf test ik nu een tool die meeluistert en een samenvatting maakt van gesprekken tijdens het spreekuur. Ik ga in mijn luie stoel zitten, mijn bureau stond al aan de zijkant, en we praten alleen maar. Een heel verhaal vol koetjes en kalfjes komt kernachtig uit het tool, mooi onderverdeeld in SOEP-regels. Ik hoef niet meer ouderwets achter mijn beeldscherm te zitten tikken.
Dat uitproberen vind ik superleuk, maar je rolt het niet zomaar even uit in de stad. Je moet testen, uitzoeken waar de data worden bewaard, de overeenkomst uitpluizen, gegevensbescherming checken, etc.
Soms bemerk ik ongeduld in de stad. Ik lees weleens berichten op piccolo van, “kunnen we dat niet even regelen, het kan toch gewoon?” Niet dus. Huisartsen willen dingen ter plekke ad hoc oplossen. Die houding is inherent aan ons vak, maar daar leent deze materie zich niet voor. Om niet te verzanden in allerlei losse applicaties, moeten we erop vertrouwen dat het goed wordt uitgezocht. Als individuele praktijk krijg je dat niet georganiseerd. Het vraagt afstemming, draagvlak, noem maar op. Die Trijn is echt aan het rijden. Hij is nog niet bij het volgende station aangekomen, maar de vaart zit er wel degelijk in.
Dat was Trijn. Laten we nog even inzoomen op HUS zelf, wie doet wat, behalve aanschuiven bij Trijn?
Uitglijer
Met één HIS hebben we in het verleden een uitglijer gemaakt. Er zijn twee scholen. De ene zegt, “Dat moet je doen in de regio, het geeft zoveel gemak qua koppelingen met andere systemen en het op peil houden van je kennis van de applicatie (bijvoorbeeld, hoe maak je een griep oproeplijst).
De andere school, zegt, regelgeving door het ministerie gaat leveranciers verplichten om een duidelijke stekkerdoos te maken, zodat het koppelen van allerlei systemen niet meer zo ingewikkeld is. Daarnaast is er een nationale visie die zegt dat data en systemen gescheiden moeten worden, je data moeten loskomen van de functionaliteit die er als een schil overheen ligt. Dat maakt het veel makkelijker om te wisselen van HIS. Want één aanbieder is leuk en aardig, maar dan houdt zijn prikkel om jou te winnen op. Stel dat je in heel het land maar één systeem zou hebben, dan heb je als aanbieder je klanten stevig in de tang en waarom zou je dan nog innoveren en door ontwikkelen?
In regio’s die met één HIS werken wordt ook best gemopperd. Bij RegiozorgNU werken ze nu in die richting, ik kijk aandachtig toe of het hen lukt om alle neuzen één kant op te krijgen. Intussen willen we praktijken stimuleren om, als ze willen wisselen, te kiezen tussen twee of drie aanbieders. Dat is al een hoop doelmatiger.
Verder gebruiken we met zijn allen veel verschillende kantoorsoftware-applicaties voor niet patiënt-gerelateerde zaken. Maar maken we er optimaal gebruik van? Hoe zijn die in je praktijk ingericht? Kunnen we dat niet gezamenlijk beter organiseren?
Voor dit soort van onderwerpen, die niet bij Trijn zijn belegd ben ik zeer in mijn nopjes met het CMIO-netwerk, waar zo’n 60 huisartsen van regio-organisaties uit het hele land (tot en met Bonaire) bij zijn aangesloten. We hebben jaarlijks een tweedaagse masterclass en tussendoor sturen we elkaar appjes. We spreken dezelfde taal, zijn het snel eens, willen elkaar helpen en maken gretig gebruik van elkaars ervaring.
Handjes
De huisartsen binnen de ICT-commissie hebben niet de tijd om projecten uit te voeren, daar heb je projectleiders voor nodig. Inmiddels hebben we echt een goed projectteam binnen HUS.
En we willen een CIO, iemand die ICT in de zorg echt vanuit de ICT bekijkt en niet vanuit de zorg. Iemand die de systeemarchitectuur kan overzien.
Daarnaast gaan we met digi-coaches werken. Een digi-coach is iemand die de praktijk kent en daar als ambassadeur voor digitalisering aan de slag gaat. Dat kan bijvoorbeeld een praktijkmanager of POH zijn.
- Trijn maakt samen met alle zorg- en welzijnsorganisaties in de regio heldere afspraken over digitale gegevensuitwisseling, zorgcommunicatie en databeschikbaarheid.
- De bestuurder-directeur van HUS neemt deel aan de ledenvergadering van Trijn, waar grote besluiten gezamenlijk worden genomen.
- CMIO’s zijn zorgprofessionals van de deelnemende organisaties die patiëntenzorg leveren én kennis en ervaring hebben met digitalisering.
- Er is een landelijk CMIO netwerk, waarin deze CMIO’s kennis uitwisselen en samenwerken.
- De toekomstige CIO is een ICT professional, in tegenstelling tot de CMIO die een digitaal begaafde zorgprofessional is.
- Digi-coaches zijn ICT aanjagers in de praktijk.
- De ICT commissie van HUS, bestaat uit de CMIO, huisartsen met ICT drive en de stads coördinator digitalisering. Zij bestrijken de digitalisering van zowel HUS als sterkzorg. Bij digitaliseringsprojecten vertegenwoordigen zij HUS binnen Trijn.
- Samen met een apotheker en een fysiotherapeut uit het stedelijk trio Digitale Samenwerking vormt de ICT-commissie Elictus: Eerste Lijn ICT Utrecht Stad.